Goeie vraag, dat vroeg ik mij ook af en de meningen hierover zijn verdeeld. Reden genoeg voor de Hoge Raad om hierover duidelijkheid te verschaffen en de vraag te beantwoorden hoe het zit met de rechtsgeldigheid van een cao-beding voor uitzendwerk waarin is bepaald dat de uitzendovereenkomst direct eindigt bij ziekmelding door de werknemer.
Even een stukje achtergrondinformatie. Een uitzendovereenkomst is een arbeidsovereenkomst waarbij drie partijen betrokken zijn: de werknemer, het uitzendbureau en de inlener waar de werknemer onder zijn leiding en toezicht aan het werk gaat. De werknemer is in een uitzendovereenkomst vaak minder goed beschermd dan bij een “normale” overeenkomst. Zo kan in een uitzendovereenkomst bijvoorbeeld worden afgesproken dat die overeenkomst gedurende een periode van maximaal 78 weken van rechtswege (automatisch) eindigt als de terbeschikkingstelling van de werknemer door het uitzendbureau bij de inlener op verzoek van die inlener eindigt (7:691 BW).
In uitzendcao’s is regelmatig opgenomen dat een uitzendovereenkomst (van rechtswege) eindigt als de werknemer zich ziekmeldt. Dus ongeacht of de inlener ook daadwerkelijk een verzoek tot beëindiging heeft gedaan. In een procedure tussen een uitzendbureau en een werknemer stond de vraag centraal of dit in strijd is met het opzegverbod tijdens ziekte (7:670 BW). Het Gerechtshof oordeelde van wel. Bijzonder in deze zaak is dat het uitzendbureau van die uitspraak van het Gerechtshof cassatieberoep heeft ingesteld (en dus aan de Hoge Raad verzocht om hierover uitspraak te doen) en dat beroep vervolgens weer heeft ingetrokken. De Hoge Raad heeft desalniettemin vanwege het belang in de rechtsontwikkeling toch besloten om deze rechtsvraag te behandelen, met name omdat het een bepaling in een cao betrof die algemeen verbindend is verklaard en omdat verschillend wordt gedacht over de geldigheid van dit beding.
De Hoge Raad oordeelt dat het beding niet in strijd is met het opzegverbod vanwege ziekte. Het beding voorziet namelijk niet in een opzegging, maar in een beëindiging van rechtswege. Maar volgens de Hoge Raad is het artikel wél in strijd met artikel 7:691 BW doordat een ziekmelding volgens het cao-beding automatisch (dus zonder verzoek door de inlener) tot beëindiging leidt. Zo’n verzoek door de inlener is noodzakelijk en als eis opgenomen in de wet. Dat dient ter bescherming van de werknemer.
Conclusie: het beding in de cao is nietig.
Het beding is overigens wel toelaatbaar als het ziet op beëindiging van de uitzendovereenkomst op verzoek van de inlener, ook als de reden de ziekmelding is. Zolang maar daadwerkelijk wordt verzocht om beëindiging van de terbeschikkingstelling, eindigt de uitzendovereenkomst. Dat is volgens de Hoge Raad niet in strijd met het wettelijk ontslagrecht.
Behoefte aan overleg? Neem gerust contact op!
Uitspraak: Hoge Raad 17 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:426.