De Hoge Raad heeft hierover duidelijkheid gegeven in het zogenaamde “Deliveroo-arrest”. Je kent ze wel, die maaltijdbezorgers op die snelle fietsen! Waarom is de uitkomst van deze zaak ook voor jou relevant? Omdat deze uitspraak grote gevolgen kan hebben voor ondernemingen die samenwerken met zzp’ers. Of worden deze zelfstandige ondernemers toch onbewust (en ongewild?) beschouwd als een werknemer?

Aan deze uitspraak ging veel vooraf. Aanvankelijk werkten maaltijdbezorgers voor Deliveroo op basis van een arbeidsovereenkomst, maar in 2017 ging Deliveroo overstag en werd besloten om alleen nog maar met zzp’ers te werken. In 2018 claimde een (zzp’er) maaltijdbezorger dat hij in feite gewoon op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam was. Hij werd door de kantonrechter in het ongelijk gesteld en werd als een zzp’er beschouwd. In 2019 spande FNV een nieuwe procedure tegen Deliveroo aan over (kortgezegd) de vraag of de overeenkomsten van de zzp’er maaltijdbezorgers met Deliveroo toch als een arbeidsovereenkomst moeten worden beschouwd. Wat volgde was een langlopende procedurele strijd.


De Hoge Raad heeft op 24 maart 2023 in deze Deliveroo-zaak overwogen dat de vraag of een overeenkomst als een arbeidsovereenkomst moet worden beschouwd, van alle omstandigheden van het geval afhangt en dat aan de hand van uitleg van de overeenkomst moet worden vastgesteld wat partijen met elkaar zijn overeengekomen. Als die overeengekomen rechten en plichten voldoen aan de vereisten voor een arbeidsovereenkomst (7:610 BW), dan is sprake van een arbeidsovereenkomst, ongeacht de bedoeling van partijen. Of sprake is van een arbeidsovereenkomst hangt volgens de Hoge Raad af van alle omstandigheden van het geval in onderlinge samenhang bezien, waarbij onder meer van belang kunnen zijn: 

  • de aard en duur van de werkzaamheden;
  • de wijze waarop de werkzaamheden en de werktijden worden bepaald;
  • de inbedding van het werk en de werkende in de organisatie;
  • het al dan niet bestaan van een verplichting om werk persoonlijk uit te voeren;
  • de wijze waarop de overeenkomst tot stand is gekomen;
  • de wijze waarop de beloning wordt bepaald en uitgekeerd;
  • de hoogte van de beloning;
  • de vraag of de werkende een commercieel risico loopt;
  • de vraag of de werkende zich in het economisch verkeer als ondernemer gedraagt door bijvoorbeeld acquisitie;
  • de fiscale behandeling van de werkende;
  • het aantal opdrachtgevers waarvoor de werkende werkt of heeft gewerkt; en
  • de duur waarvoor de werkende zich doorgaans aan een opdrachtgever verbindt.

De Hoge Raad heeft in deze zaak geoordeeld dat de maaltijdbezorgers als een werknemer moeten worden beschouwd en daarmee is het eerdere arrest van het Hof bekrachtigd.

De organisatorische inbedding van het werk wordt door de Hoge Raad als een relevante omstandigheid genoemd. Eerder had de A-G geadviseerd dat bij de beoordeling of sprake is van een gezagsverhouding (en daarmee van een arbeidsovereenkomst) als startpunt moet gelden of het werk is ingebed in de organisatie van de werkverschaffer. 

Met organisatorische inbedding wordt bedoeld dat de werkzaamheden die door de “zzp’er” worden uitgevoerd wezenlijk onderdeel uitmaken van de bedrijfsvoering (en dus tot de kernactiviteiten van de onderneming kunnen worden gerekend) en organisatorisch in de organisatie van de werkgever zijn ‘ingebed’. Dan zou de werkende worden beschouwd als ‘in loondienst’ van die organisatie. Als de Hoge Raad dit advies van de A-G had gevolgd, zou dat betekenen dat een enorme groep zzp’ers van de een op de andere dag op basis van een arbeidsovereenkomst bij hun opdrachtgevers in loondienst zouden zijn. 

De vraag of aanleiding bestaat om nadere regels op te stellen (bijvoorbeeld over gezagsverhouding en inbedding van werk) laat de Hoge Raad over aan de (Europese) wetgever. De rechtspositie van de zzp’er zal mogelijk dus nog veranderen. Deze Deliveroo-uitspraak kan er echter wel al toe leiden dat eerder van voorheen wordt aangenomen dat tóch sprake is van een arbeidsovereenkomst. 

Behoefte om hierover van gedachte te wisselen? Neem dan contact op.

Uitspraak: Hoge Raad 24 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:443. 

Categories: